De eerste keer dat Frans bij ons logeerde was een prachtige belevenis. Dat begon al bij binnenkomst. Onze kinderen waren nog klein en keken vol verwondering naar de opvallende verschijning van Frans.
Het eerste wat Frans deed bij binnenkomst was zich over de kinderen ontfermen. Binnen een minuut had hij hun hart gestolen toen hij zich vooroverboog en vroeg wie er aan zijn ketting hing. Jezus natuurlijk, geen moeilijke vraag.
“Maar zien jullie ook dat hij erg grote handen heeft?” vroeg Frans. Ja dat zaggen ze maar ze konden niet vertellen waarom dat was. “Omdat Jezus van alle mensen houdt en daar heb je grote handen voor nodig!” was zijn antwoord.
Frans was op een unieke manier verbindend. Toen ik mijn verjaardag vierde toen hij bij ons logeerde gaf Frans aan dat hij dat waarschijnlijk te druk vond en hij zou als het drukker werd wel naar zijn kamer gaan. Na een paar uur zat de hele kamer rondom Frans die mijn vrienden en familie hartelijk over de liefde van Jezus vertelde. Hij verbond daar jong en oud, Reformatorisch en Evangelisch.
Een vriend van mij was nog niet zolang tot geloof gekomen uit een uitgesproken onkerkelijke familie. Hij was zo gegrepen door het evangelie dat hij al snel theologie ging studeren. Zijn vrouw hobbelde daar wat achteraan en niemand van ons durfde haar te bevragen over haar idee over Jezus omdat we bang waren iets prematuurs af te breken.
Midden op de verjaardag sprak Frans haar aan, zoals alleen hij dat kon: ontwapenend en liefdevol. Ze vertelde dat ze blij was dat iemand er eindelijk eens naar vroeg, want ze had echt wel in de gaten dat de anderen bewust een gesprek uit de weg gingen. Het zat dieper dan iedereen dacht en Frans viste dat zonder schroom op, een prachtig moment.
Toen ik me zo’n twee jaar geleden depressief voelde vanwege het ouder worden vond ik het moeilijk om met Frans af te spreken. Ik was bang dat hij me zou vragen of ik in al die jaren nou nog niets geleerd had. Het bleek een foute inschatting.
Frans vroeg hoe oud ik was en toen ik dat zei vertelde hij dat de omwenteling bij hem juist ook op die leeftijd was begonnen. Ik verwachtte afwijzing maar ontmoette een vader. Nooit ontmoette ik iemand die zo gericht was op zijn tijd met de Heer als Frans. En nog regelmatig herlees ik zijn persoonlijke brieven of e-mails.
Ik mis Frans enorm. Hij was een rots in de branding voor me. Als ik dat gevoel ervaar, dan besef ik dat Frans gezegd zou hebben: “Verdiep je relatie met de Heer en je zult geborgen zijn”.
Jan Wolsheimer